Gespreksopeningen
- “Wat brengt je hier vandaag?” “Hoe ben je hier gekomen vandaag?” “Waarmee ben je hier gekomen vandaag?”
- “Met welk doel ben je hier gekomen vandaag?”
- “Wat zou dit gesprek voor jou de moeite waard maken?”
- “Voordat we beginnen, mag ik je vragen: wat gaat er al (een beetje) beter?”
- “Waarover ben je tevreden?” “Wat gaat er goed in je leven?”
- “Wat wil je behouden van de huidige situatie?”
Verhelderen van de veranderbehoefte
- “Waaraan wil je iets veranderen?”
- “Wat wil je dat er anders wordt?”
- “Wat zou er door onze gesprekken moeten veranderen?”
- “Hoe belangrijk is het voor jou om deze verandering te realiseren?”
- “Wat is het probleem?”
- “Hoe is het een probleem voor je?”
- “Waar heb je last van?”
- “Hoe heb je daar last van?”
- “Hoe belemmert het jou?”
- “Dus als ik het goed begrijp…. (samenvatten, woorden van de cliënt).”
Coping en sterktes exploreren
- “Het is bewonderenswaardig hoe je je werk hebt kunnen blijven doen onder zulke moeilijke omstandigheden. Hoe doe je dat?”
- “Welke positieve eigenschappen horen bij jou, gegeven je verhaal…”
- “Welke complimenten krijg je van vrienden/collega’s/anderen?”
- “Wat maakt dat je zo goed bent in…..”
- “Welke sterke kanten heb jij ingezet bij…”
- “Waarover ben je tevreden?”
- “Wat gaat er goed in je leven?”
- “Wat wil je behouden van de huidige situatie?”
Definiëren van de gewenste toestand
- “Wat wil je bereiken?”
- “Wat wil je dat er in de plaats van het probleem komt?”
- “Hoe wil je dat de situatie wordt?”
- “Wat wil je dat het resultaat wordt?”
- “Hoe zou jij willen dat de situatie eruit komt te zien?”
- “Wat zou het verschil met nu zijn?”
- “Wat zou het voordeel zijn als je dat voor elkaar krijgt?”
- “Hoe zal dat een verbetering voor je zijn?”
- “Hoe zal het je helpen?”
- “Stel, het probleem is opgelost. Wat gaat er dan beter?”
- “Wat kun je doen als je dat bereikt hebt?”
Analyseren van eerder succes
- “Wanneer waren de dingen iets beter?”
- “Wanneer had je iets minder last van…?”
- “Wanneer stond je al (iets) hoger op de schaal?”
- “Wat is het hoogste punt dat je al bereikt hebt op de schaal?”
- “In welke situaties is het al gelukt om …?”
- “Heb je nog een voorbeeld?”
- “Wat was er anders?”
- “Wat maakte dat mogelijk?”
- “Wat heb jij gedaan om het mogelijk te maken?”
- “Wat deed jij zelf om dit zo goed te laten verlopen?”
Eén stapje vooruitzetten
- “Is het nuttig om hier zo over te praten?”
- “Is dit nuttig? Hoe is het nuttig?”
- “Heb je hier wat aan?”
- “Wat heb je hieraan?”
- “Hoe is dit bruikbaar?”
- “Hoe is wat we besproken hebben bruikbaar voor je in de huidige situatie?”
- “Hoe is dit relevant voor je huidige situatie?”
- “Hoe is dit relevant voor wat je wilt bereiken?”
- “Op wat voor ideeën brengt dit jou om een stapje vooruit te zetten?”
- “Wat is ervoor nodig om dat vaker te laten gebeuren?”
- “Wat zou voor jou het eerste signaal zijn dat je op de goede weg bent?”
- “Welk stapje vooruit zou je morgen kunnen zetten?”
- “Hoe zou één puntje hoger op de schaal eruitzien?” “Wat doe jij dan anders?”
Vooruitgang monitoren
- “Zijn er al kleine tekenen van vooruitgang?”
- “Wat wil je behouden van wat er nu goed gaat?”
- “Wat gaat nu goed?”
- “Waarover ben je tevreden?”
- “Waarover ben je relatief tevreden?”
- “Hoe komt het dat het niet slechter gaat?”
- “Wat gaat er beter?”
- “Welke resultaten zijn er al bereikt?”
- “Wat is er bereikt?”
- “Hoe is dat bereikt?”