Uit onderzoek blijkt dat veel mensen een onbewuste voorkeur hebben voor het visuele, auditieve, kinesthetische of digitale representatiesysteem. Het olfactorische en gustatorische representatiesysteem komen niet vaak voor als voorkeurssystemen. Daarom behandelen we vanaf hier alleen de belangrijkste 4 voorkeursystemen.
Een voorkeursysteem is een representatiesysteem dat dominanter aanwezig is bij een persoon dan andere systemen en wordt daarom vaker (onbewust) gebruikt dan de andere systemen.
Dit zijn de belangrijkste representatiesystemen en hun kenmerken:
Visueel (V)
Kenmerken van mensen met het visuele voorkeursysteem zijn:
Ademen vaak vanuit het bovenste deel van hun longen.
Hebben hun ogen vaak omhooggericht.
Praten vaak snel.
Gebruiken veel visuele woorden.
Onthouden en leren door te zien.
Zijn minder goed in het onthouden van verbale opdrachten.
Uiterlijk is voor hen belangrijk.
Het hoofd is het belangrijkste verwerkingscentrum van prikkels. Hier slaan zij prikkels, informatie en ervaringen op in de vorm van beeldmateriaal (plaatjes, bewegend beeld, kleur, zwart-wit).
De verwerking van prikkels in het hoofd (onze ‘supercomputer’) gaat snel. Visuele mensen kunnen daardoor snel schakelen tussen verschillende onderwerpen en zijn flexibel in hun gedachtegang.
Zijn geïnteresseerd in jouw voorstel als het er goed uitziet.
Ezelsbruggetje hierbij: vraag een visueel persoon hoe hij/zij zich het huis van oma herinnert toen hij/zij als klein kind bij oma op bezoek ging. Een visueel persoon zal direct beelden tevoorschijn halen in zijn/haar herinnering. Bijvoorbeeld van het huis van oma, of van oma zelf of ziet onderdelen van de reis in de auto naar oma toe aan zich voorbijkomen, etc.
Kinesthetisch (K)
Kenmerken van mensen met het kinesthetische voorkeursysteem zijn:
Ademen vaak vanuit het onderste deel van hun longen (buikademhaling).
Bewegen en spreken rustig.
Gebruiken veel kinesthetische woorden.
Zijn gevoeliger voor aanrakingen en voor sfeer.
Onthouden en leren door te doen.
Het belangrijkste verwerkingscentrum voor prikkels, informatie en ervaringen zijn de gevoelscentra hart en buik. De verwerking neemt daar meer tijd in beslag. Hierdoor zijn kinesthetische personen over het algemeen iets langzamer in hun reacties. Liever slapen ze er nog een nachtje over, voordat ze met een reactie komen.
Hebben baat bij een langzamer tempo in een gesprek, zodat prikkels, informatie en ervaringen beter verwerkt, gevoeld en ‘geïnternaliseerd’ kunnen worden.
Zijn geïnteresseerd in jouw voorstel als het goed voelt.
Hetzelfde ezelsbruggetje hierbij over de herinnering aan het huis van oma: een kinesthetisch persoon herinnert zich hoe hij/zij zich voelde onderweg naar oma of bij aankomst bij het huis van oma, hoe oma hem/haar verwelkomde, welke sfeer er in het huis van oma aanwezig was, etc.
Auditief (A)
Kenmerken van mensen met het auditief voorkeursysteem zijn:
Ademen vaak vanuit het midden van hun longen.
Bewegen hun ogen vaak (horizontaal) opzij.
Praten hardop tegen zichzelf.
Gebruiken veel auditieve woorden.
Kunnen auditieve informatie gemakkelijk herhalen.
Onthouden en leren door te luisteren.
Zijn snel afgeleid door geluiden.
Houden vaker van muziek.
Onthouden stemmen en stemgeluiden, soms vele jarenlang.
Zijn gevoelig voor de ‘tone of voice’ en nemen de kleinste variaties in stemgeluiden waar. Ze beluisteren daarmee de emotionele toestand van hun gesprekspartner.
Het belangrijkste verwerkingscentrum voor prikkels is een mengeling van het hoofd en het gevoelscentrum (hart/buik). Daarmee is een auditief persoon iets minder ‘snel’ als een visueel persoon en ‘sneller’ in vergelijking met een kinesthetisch persoon.
Auditieve mensen koppelen informatie, prikkels en ervaringen graag aan geluiden, zoals stemmen of omgevingsgeluiden en slaan deze ‘geluidsfragmenten’ op in hun systeem.
Zijn geïnteresseerd in jouw voorstel als het goed klinkt.
Hetzelfde ezelsbruggetje geldt hierbij over de herinnering aan het huis van oma: een auditief persoon haalt kenmerkende geluidsfragmenten terug in herinnering. Zoals de stem van oma, de krakende voordeur die opengaat, het knisperende grindpad naar de voordeur toe, het geluid van de automotor gedurende de reis, etc.
Digitaal (D)
Kenmerken van mensen met het digitale voorkeursysteem zijn:
Hebben geen specifieke fysiologische kenmerken zoals bij de andere systemen.
Hebben een sterke behoefte om alles te snappen.
Voeren de hele dag een innerlijke dialoog met zichzelf om duiding te geven aan wat ze aan informatie en prikkels binnenkrijgen.
Onthouden en leren door logica, procedures en volgordes.
Het belangrijkste verwerkingscentrum voor prikkels, informatie en ervaringen is het hoofd. Zelfs sterker dan bij een visueel persoon. Op zich kan een digitaal persoon daardoor snel reageren, maar dan moet hij/zij alle informatie wel eerst snappen en kunnen plaatsen. Zo niet, dan gebeurt het tegenovergestelde: de digitaal ‘trekt zich terug in zijn/haar hoofd’, lijkt voor de buitenwereld een beetje afwezig te zijn en verwerkt de informatie, net zolang tot het wordt gesnapt. Als dat moment is aangebroken, is de digitale persoon weer 100% aanwezig.
Zijn geïnteresseerd in jouw voorstel als het klopt.
In tegenstelling tot de andere 3 representatiesystemen, is het digitale systeem niet aangeboren, maar aangeleerd. Er is een moment geweest in het leven dat deze persoon bewust of onbewust zijn/haar digitale talenten (die wij allemaal bezitten) ‘aan’ heeft gezet en prioriteit heeft geven boven de van nature sterker aanwezige representatiesystemen. Bijvoorbeeld een zoon die de verzorging van het gezin op zich nam toen vader was uitgevallen in het gezin. Of een alleenstaande gescheiden moeder met 2 jonge kinderen die, om het gezin draaiende te houden, op één dag de rollen moet vervullen van organisator, kok, persoonlijk verzorger, chauffeur, schoonmaakster, begeleider en liefdevolle moeder van de kinderen.
Welk aangeboren representatiesysteem deze personen ook hebben, er is een urgente noodzaak geweest om dat systeem te ‘overrulen’ en het digitale systeem aan te zetten. Zoals gezegd, dat kunnen wij allemaal, allemaal zijn wij in staat om gedurende een bepaalde periode ons digitale systeem het voorkeurssysteem te laten zijn. De kans bestaat echter dat na een aantal jaren (en daar kunnen soms 10 jaar overheen gaan) deze majeure krachtsinspanning van niet-aangeboren gedrag, de energiereserves aantast. En dat deze mensen, na een voorval als bijvoorbeeld een burn-out, resoluut het roer omgooien en weer voor zichzelf kiezen.
Er is geen ‘goed’ of ‘fout’ als het gaat om representatiesystemen en onthoud dat wij alle representatiesystemen in ons hebben. Kennis over welk systeem het sterkst aanwezig is bij jou, kan verhelderend en verklarend werken voor gedrag wat je vertoont, de mensen met wie je het liefst omgaat tot en met de partnerkeuze aan toe. Soms kiezen mensen een partner met dezelfde representatievoorkeur (veilig, vertrouwd, herkenning), soms kiezen mensen een partner met tegenovergestelde voorkeur, zoals bijvoorbeeld een kinesthetische vrouw en een meer digitale man. Dan zijn de kwaliteiten vooral complementair in dit partnerschap.
Tenslotte kan een voorkeur voor een representatiesysteem ook deels situationeel bepaald zijn. Bijvoorbeeld door een werkomgeving waar vooral aanspraak gemaakt wordt op iemands hoofd, op kennis, op het maken van analyses etc. Dan ligt het voor de hand dat het digitale representatiesysteem sterker naar voren komt in iemands gedrag.
Verandert deze persoon van werkomgeving, dan kan in de loop der tijd het representatiesysteem mee veranderen. Simpelweg omdat er minder appél wordt gedaan op de digitale talenten maar meer op, bijvoorbeeld kinesthetische eigenschappen.