Les 2 Een onderzoek naar boosheid, een voorbeeld van Anna

Los van het feit dat je er wel degelijk last van hebt, is boosheid een heel functionele emotie en absoluut geen slechte emotie. Het is een emotie die je laat weten dat er iets belangrijks op het spel staat en het maakt je klaar om te handelen, bijvoorbeeld om te vechten. Je bent in een alerte staat om te reageren. Vechten hoeft ook geen probleem te zijn als het gebeurt in een situatie waarin dat functioneel is: als jij of een ander fysiek wordt aangevallen. Dit is echter niet een situatie die vaak voorkomt hier in ons land. En toch kunnen we dagelijks boos zijn en boos reageren. Dan is het handig om te onderzoeken wat de boosheid je te vertellen heeft: Wat staat er op het spel? Wat heeft je geraakt? En hoe wil je reageren?

De enorme energie die vrijkomt bij boosheid kan je helpen om te reageren zoals jij wilt. Stel, je wordt geconfronteerd met dierenmishandeling. Het lezen van een artikel in de krant hierover of het zien van een documentaire op TV kan al voldoende zijn. Je voelt jouw boosheid opkomen. Die boosheid, die energie die dan bij je vrijkomt, kan je uiten door te gaan schreeuwen of mopperen, maar je kan deze ook omzetten in actie. Bijvoorbeeld door je aan te sluiten bij een organisatie tegen dierenmishandeling en actief lid te zijn van deze vereniging. Als je in actie komt, kan boosheid jouw leven en de wereld om jou heen in positieve zin verbeteren.

Het voorbeeld van Anna

Op een mooie zomerse dag fietst Anna op een rijbaan in een drukke stad, ze voelt zich blij en ontspannen en geniet van het zonnetje, ze is op weg naar haar werk. Ze wijkt iets uit naar links omdat er een jong meisje naast de stoep loopt in plaats van erop. Ineens hoort ze een luide claxon van een auto die haar inhaalt en haar bijna raakt. Ze schrikt en ze is direct in een staat van alertheid. Ze kijkt naar de auto en ziet achter het stuur een man zitten met een vuurrood gezicht die allerlei handgebaren maakt terwijl hij zijn hoofd als een dolle heen en weer schudt.

Oei deze man is boos, heel erg boos. Hij blijft achterom kijken terwijl hij langzaam doorrijdt met al het drukke verkeer om hem heen. Hij maakt nog meer handgebaren en scheld haar uit voor van alles en nog wat. Nu is Anna in shock, ze is zich van geen kwaad bewust. Ze denkt:

  • ‘Wat deed ik verkeerd?’
  • ‘Waarom is deze man zo boos op mij?’
  • ‘Ik was toch gewoon aan het fietsen?’
  • ‘Hij snapt toch ook wel dat ik het meisje niet omver wilde rijden?’
  • ‘Oké misschien week ik iets te veel uit naar links maar we hebben elkaar niet geraakt, niets aan de hand toch?’
  • ‘Waarom gaat hij zo tekeer tegen mij?’
  • ‘Wat denkt hij wel niet?’
  • ‘Hij houdt geen rekening met mij.’
  • ‘Ik begrijp het niet.’
  • ‘Ik vind het niet eerlijk.’
  • ‘Het was toch niet mijn bedoeling om hem in gevaar te brengen.’


Ondertussen is Anna’s goede humeur omgeslagen en voelt ze zich geïrriteerd en boos. De autobestuurder heeft op haar ‘rode knop’ gedrukt. De hele situatie heeft haar geraakt en het gevoel blijft hangen. Ze komt aan op haar werk en kan gelukkig direct haar ervaring delen met een collega, die een luisterend oor voor haar heeft. Ze merkt dat het helpt om erover te praten. Het boze gevoel neemt af maar blij is ze niet meer. Het gevoel hangt als een zware deken om haar heen. Ze merkt dat het ook iets doet met haar concentratie en ze voelt onrust in haar lichaam. Ze besluit om vandaag eerder naar huis te gaan en een lekker bad te nemen om alle stress los te laten. Dat helpt meestal wel.

Thuisgekomen doet ze een poging om het verhaal aan Paul, haar partner, die op dat moment nog thuis aan het werk is, te vertellen. Deze luistert met een half oor omdat hij een deadline moet halen voor een opdracht en zegt: “Waar maak je je druk over, die man had gewoon zijn dag niet, je kon toch gewoon doorfietsen, je werd niet eens geraakt, we praten er later over, ik moet nu verder”. Paul gaat snel door met het afronden van zijn opdracht en zit weer met zijn hoofd in zijn laptop.

Anna merkt dat de boosheid weer oplaait. Gedachten die in haar opkomen zijn nu:

  • ‘Weer iemand die alleen maar zichzelf denkt.’
  • ‘Hij snapt toch wel dat ik even mijn verhaal kwijt moet.’
  • ‘Ik luister toch ook altijd naar hem, zelfs als ik eigenlijk geen tijd heb.’
  • ‘Ik doe toch niets verkeerd?’

Ze houdt zich in en zegt niets, want ze weet dat het niets oplevert om er over door te gaan. Ze gooit de deur van de kamer dicht en loopt naar de badkamer. Ze draait de kraan met een ruk open en even later stapt ze in een lekker warm bad. De hele wereld kan haar even gestolen worden. Als ze onderuit gezakt in het water ligt en naar een rustig muziekje luistert, merkt ze dat haar spieren ontspannen, de gedachten over vandaag langzaam oplossen, terwijl ze haar aandacht richt op haar ademhaling.

Later in de avond, na een goed gesprek met Paul, voelt Anna zich lichter en is het boze gevoel voor het grootste gedeelte naar de achtergrond verdwenen. Wel heeft ze met Paul afgesproken, dat ze samen met haar coach gaat onderzoeken waarom ze zo boos is geworden, zodat ze een volgende keer anders kan omgaan met een soortgelijke situatie. Paul raadt haar ook aan om de thema’s ‘ik voel me niet belangrijk’ en ‘ik voel me afgewezen’ als hulpvragen mee te nemen.

Laten we dit voorbeeld eens nader bekijken. Wat gebeurt er feitelijk? Anna is zich van geen kwaad bewust en voelt zich overvallen door het gedrag van de automobilist. Ze schrikt en ervaart een stressreactie in haar lichaam. Stresshormonen in haar lichaam zorgen ervoor dat haar bloedruk stijgt. Haar ademhaling en hartslag gaan omhoog, haar spieren spannen aan, ze begint te transpireren en ze krijgt een rood gezicht. Al deze lichamelijke reacties zijn normaal in zo’n situatie. Het is een gezonde reactie van haar lichaam bij een plotselinge schrik. Het lichaam bereidt zich voor op een confrontatie.

Wat er verder gebeurt, is dat Anna vol onbegrip is over de reactie van de bestuurder van de auto. Ze begrijpt er niets van. Ondertussen zijn er allerlei gedachten die haar helpen een verklaring te geven over wat er precies is gebeurd. Bijvoorbeeld: ‘ik deed toch niets verkeerd’, ‘we hebben elkaar toch niet geraakt’, ‘het was niet mijn opzet om naar links uit te wijken.’ Hier krijgt Anna geen antwoord op met als gevolg dat ze boos wordt op de bestuurder van de auto. Ze voelt zich machteloos, ze heeft geen controle op de situatie. Dat wordt nog verder aangewakkerd door de gedachte ‘het is niet eerlijk wat mij overkomt.’ Dit roept een gevoel van onrechtvaardigheid op. Ook dit gevoel zet aan tot meer boosheid en irritatie.

Het gevoel van machteloosheid dat ontstaat omdat ze het niet begrijpt en het gevoel van onrecht dat haar wordt aangedaan (‘het is niet eerlijk, ik deed niets verkeerd’) zijn in dit geval de voedingsbodem voor de boosheid en irritatie die ze voelt en die meer en meer bezit van haar nemen. Op dat moment is Anna niet in staat om van een afstandje naar zichzelf en naar de situatie te kijken. Ze zit midden in haar boosheid. De situatie is zo heftig bij haar binnengekomen dat ze niet meer helder kan nadenken.

Gelukkig kan ze op haar werk over haar boze gevoel praten. Er is een collega die vol begrip naar haar luistert en haar helemaal laat uitpraten. Dat helpt Anna om de ergste stoom af te blazen en het vervelende onrustige gevoel zakt af. Het is fijn voor haar dat er iemand is die haar begrijpt. Het helpt ons namelijk om uiting te geven aan irritaties en boze gevoelens. Zeker als de luisteraar zonder oordeel is en verder niets van de situatie vindt. Het gaat bij boosheid puur om het uiten, zodat de spanning die zich heeft vastgezet in het lichaam weer kan stromen. Dat zorgt voor een lichter gevoel.

Als Anna thuis komt en haar verhaal niet kwijt kan bij haar partner Paul, wordt ze opnieuw geraakt en geconfronteerd met haar boosheid. Ze wordt weer bevestigd in haar gevoel dat ze niet belangrijk is. Ze heeft behoefte aan begrip en erkenning van haar gevoel, door haar Paul. Deze heeft echter andere dingen aan zijn hoofd en kiest op dat moment voor zichzelf. Met als gevolg dat alle frustratie en boosheid van deze dag weer wordt geactiveerd. Een signaal dat de onderliggende pijn, waardoor deze boosheid oplaait, dieper zit dan ze aanvankelijk dacht. Deze dag heeft in ieder geval weer een hoop stof doen opwaaien die ze kan inbrengen bij haar coach.

Nu nog even terug naar de automobilist. Ook bij hem ontstond boosheid. Hij had haast want hij was net gebeld door zijn vrouw, met de mededeling dat de bevalling van hun eerste kind ineens op gang was gekomen. Het is druk en hij ergert zich aan de fietsers die altijd te veel ruimte op de rijbaan innemen. Een maand geleden heeft hij nog een fietser geraakt, die niet uitkeek terwijl ze aan het bellen was. Stel dat Anna op de hoogte was geweest van deze situatie van de man, dan was de kans groot dat haar dag heel anders was verlopen.

Zoals je aan het begin van deze les kon lezen heeft boosheid een functie en is deze er niet voor niets. Anna wil graag controle hebben over dingen die haar overkomen. Dat geeft haar een veilig gevoel, dan heeft ze de regie. Ze wordt overvallen door de situatie met de automobilist. Ze heeft geen grip op het gedrag van deze man, ze kan niets uitleggen, niet met hem in gesprek gaan en wordt overvallen door zijn reactie. Er wordt niet in haar behoefte voorzien. Er is onrecht. Via haar boosheid komt ze voor zichzelf op, haar irritatie is een ingang voor haar om het onrecht dat haar wordt aangedaan te rechtvaardigen. Dit is haar manier om controle op zichzelf te kunnen uitoefenen.

Anna staat open voor groei en ontwikkeling van haarzelf en heeft een coach in de hand genomen. Zodat ze zichzelf beter leert kennen en meer en meer haar vinger kan leggen op gevoelens en situaties waar ze geen grip op heeft. Met als doel dat ze meer lichtheid in haar leven ervaart en haar controle stapje voor stapje kan loslaten.

De ervaring met de automobilist heeft haar flink geraakt en uitte zich in een vette boosheid. Deze boosheid zorgde er voor dat ze samen met haar coach kon reflecteren op de situatie. Wat was er in haar geraakt dat ze zo boos werd? Om vervolgens het gevoel en de gedachten die er onder vandaan komen, in dit geval: ‘ik voel me onveilig’ en ‘ik ben niet belangrijk’, liefdevolle aandacht te geven door het in de ogen te kijken. Zodat het de volgende keer minder pijn doet.

Samenvatting

Boos worden is een activiteit waar we meestal niet naar verlangen. Vaak zien we het gevoel van boos zijn als iets, dat we eigenlijk niet zouden moeten voelen. Alsof het een teken zou zijn van weinig zelfcontrole of onvolwassenheid. We hebben er een oordeel over. Dat heeft te maken met onze onwetendheid. We weten niet waarom we boos zijn en hoe we ermee om kunnen gaan.  

Boosheid heeft echter een belangrijke functie. Het is een emotie die je laat weten dat er iets belangrijks op het spel staat en het maakt je klaar om te handelen. Er kan een enorme energie vrijkomen die je helpt om te reageren, zoals jij dat wilt. Je kunt via je boosheid leren om voor jezelf op te komen en je grenzen te leren aangeven. Boosheid heeft altijd een functie.

Vragen:  

1. Wat is je het meeste bijgebleven in deze les?

2. Welke inzichten heb je gekregen?

3. Wat wil je nog verder onderzoeken?


Beschrijf je antwoorden in je schrift of document